Lees eerst voorgaande chapters.

Mijn prooi rent verward en zo snel mogelijk door het bos. Iedere beweging, die hij maakt, hou ik nauwlettend in de gaten. Ik ruik zijn zweet, ik hoor zijn hart sneller kloppen, ik proef zijn angst, ik voel zijn paniek en ik zie dat hij vermoeid aan het raken is. Ik blijf achter hem aan lopen. Ik geniet er van dat hij op de vlucht is voor mij. Ik vind het prachtig dat ik degene ben waarvoor hij zo bang is. Ik voel me euforisch. Ik weet dat ik sneller ben dan hij. Ik weet dat ik kan toeslaan wanneer ik maar wil. Het jagen is het leukste van het hele spel. Ik haal hem nu dus nog niet in. Mijn nieuwe lichaam kent geen vermoeidheid en is zo snel als het licht. Ik zie de bomen langs me heen razen. Vogels vliegen weg als ze me horen aan rennen. Zij moeten weten wie ik ben, wat ik geworden ben en ze voelen het gevaar. Mijn prooi valt op de grond en klautert met moeite overeind. Ik ben gestopt en kijk hem dreigend aan. Ik sluip naar hem toe. Als hij eenmaal opgestaan is, ren ik naar hem toe. Hij is te moe om weg te rennen. Ik grijp hem van achteren beet. Ik hijg hard van opwinding. Het kost me moeite om niet per direct zijn nek om te draaien. Op dit moment zou ik hem zonder moeite kunnen vermoorden. Zijn dood is mijn doel, maar het middel is minstens net zo leuk. Ik wil hem nog eventjes zien lijden. Met mijn vingers streel ik zijn wang. Langzaam glijden mijn vingers naar beneden. Ik draai er rondjes mee in zijn hals. Zachtjes kus ik hem in zijn nek. Ik lik hem in zijn nek. ‘’Vind je dit lekker, schatje’? Hij houdt van angst zijn adem in. Ik grijp zijn hals stevig vast. Ik duw hem stevig tegen me aan. Ik bijt hem in zijn nek. Nee, het is nog geen tijd. Ik wil nog eventjes spelen. Ik duw hem hard tegen de grond. Geschrokken staat hij op en begint het wederom op het lopen te zetten. Ik blijf staan. Dit wordt mijn eerste moord. Aan dit moment moet ik nog jaren met plezier terugdenken. Het kan niet te snel voorbij zijn. Er verschijnt automatisch een grijns op mijn gezicht. Wie had ooit verwacht dat ik hier van zou genieten? Wie had verwacht dat het onschuldig meisje, dat ik ooit was, zou veranderen in een roofdier. Een roofdier dat geen geweten heeft, nooit meer met schuldgevoel hoeft te leven, onsterfelijk is gemaakt en het gemunt heeft op iedereen waar ze ooit van gehouden heeft? Hij heeft me ook zo boos gemaakt. Hij heeft het verdiend om pijn te voelen en uiteindelijk moet hij zijn fouten met de dood bekopen. Het is karma. Op mijn gemakje volg ik het pad dat hij bewandeld heeft. Hij kan rennen en hij kan zich verstoppen, maar pakken zal ik hem. Hij zal smeken om zijn leven. Hij zal huilen. En ik… ik zal er helemaal niets bij voelen. Ik neem de omgeving goed in me op. Ik hoor dat hij richting de bewoonde wereld rent. Die bewoonde wereld zal hij echter nooit meer bereiken. Niet veel later merk ik op dat hij hier inmiddels ook achter is gekomen, want ik hoor dat hij van het pad afwijkt. Hij denkt vast dat ik hem daar niet kan vinden. Hij staat inmiddels stil. Het spelletje wordt steeds leuker. ‘You can run, but you can’t hide’, schreeuw ik zo hard als ik kan. Stilletjes loop ik van het pad af. De lust naar moord wordt steeds heftiger. Ik kan het verlangen om hem te vermoorden niet langer meer onderdrukken. Zonder ook maar enig geluid te maken ren ik door het bos. Dan zie ik hem staan. Hij staat bang tegen een boom. Hopend dat ik hem nooit zal vinden en dat hij veilig terug naar huis kan keren. Hij liet me vallen toen ik hem nodig had. Hij wilde niets meer van me weten. Dit is zijn eigen schuld. Hij heeft dit verdiend. Hij heeft niet in de gaten dat ik achter hem ben gaan staan terwijl hij vanuit achter de boom het bos in kijkt. Als hij zich omdraait is het al te laat voor hem. Ik vermoord Bram zonder dat hij de kans krijgt om zich ook maar enigszins te verdedigen.