Hoe kun je mee discussiëren?
- Vul de poll in;
- Geef in een reactie aan waarom je het eens/oneens bent met de stelling. Je mag op elkaar reageren (graag zelfs!)
- Volgende week zal ik de uitkomsten van de poll kort bespreken.
Vijf mensen hebben gestemd. Hiervan zijn 4 mensen het oneens met de stelling. Een persoon is het eens met de stelling.
Geert Wilders (Venlo, 6 september 1963) is een Nederlands politicus en partijleider van de Partij voor de Vrijheid. Hij is namens deze partij lid van de Tweede Kamer. Geert Wilders is katholiek opgevoed, maar niet langer praktiserend. Hij begon zijn politieke carrière in 1997 in de Utrechtse gemeenteraad. Hij werd een jaar later Tweede Kamerlid namens de VVD, waarvan hij in 1989 lid was geworden. Hij stapte op 3 september 2004 uit deze fractie, en richtte een eenmansfractie Groep Wilders op. De voortzetting daarvan werd de Partij voor de Vrijheid, waarvan hij na de Tweede Kamerverkiezingen van november 2006 fractievoorzitter werd. Wilders staat bekend als criticus van de islam en heeft uitgesproken standpunten over onderwerpen als immigratie, de vrijheid van meningsuiting en de uitgangspunten van de islam.
Wilders en de VVD (1997-2004)
Wilders kwam bij zijn entree als parlementariër voorjaar 1997 in de publiciteit met een openlijke aanval op psychisch arbeidsongeschikten, waarmee hij een reputatie van “rechtse liberaal” verwierf. Hij slaagde er met zijn kritiek niet alleen in de oppositie tegen zich in het harnas te jagen, maar ook de paarse coalitiegenoten van PvdA en D66. Volgens Wilders zouden de inkomensafhankelijke subsidies, zoals de individuele huursubsidie, voor langdurig werklozen verlaagd moeten worden als prikkel om werklozen aan de slag te krijgen. Hij houdt vol dat zijn voorstellen niet “asociaal” zijn, maar juist “uiterst sociaal”. Over de hardheid van zijn formuleringen zegt hij “Ik ben geen diplomaat, maar politicus”. Hij profileerde zich ook als fel gekant tegen “links” en “de islam”. Hij wekte met zijn favoriete thema’s de indruk als tweeledige missie te hebben: het moslimfundamentalisme bestijden (“De regering ziet de urgentie van de dreiging niet”) en voorkomen dat “links” aan de macht komt (“dan zou de overheid alomtegenwoordig zijn, nog net niet genoeg om te controleren of je je tanden drie keer hebt gepoetst”). Hij diende vanaf 1998 tientallen Kamervragen in over het islamitisch fundamentalisme, zonder dat dit veel losmaakte. Hij kreeg pas na de aanslagen op 11 september 2001 meer aandacht voor de standpunten over de islam die hij daarvóór reeds had geuit, maar waarop hij toen nog niet veel bijval had gekregen. Hij vroeg als enig Kamer steeds weer aandacht voor “ de risico’s van moslim-terreur”. Hij werd vaak meewarig gadegeslagen als hij nieuwe Kamervragen indiende over dit onderwerp. Zijn waarschuwende woorden over het overslaan van de terreur naar Europa werden hooguit beleefd aangehoord en leken als een “excentrieke hobby” van hem te worden beschouw. Toen hij na “9/11” wel meer gehoor kreeg, wilde hij aan zijn eerdere pogingen weinig vuil maken: “Het zal nu wel duidelijk zijn dat ik niet een Kamerlid ben met een gekke hobby. We hebben de gevaren van moslim-extremisme in Nederland grondig onderschat”. Hij had in december 1991 in de Tweede Kamer het moslim-extremisme uitgeroepen tot “een van de grootste bedreigingen” van de komende tien jaar. Terroristische groeperingen zouden vanuit Saoedie-Arabië financieel worden gesteund door rijke families. Internationale samenwerking was vereist om dit te bestrijden. Er werd nauwelijks op gereageerd. D66’er Jan Hoekema stelde dat Wilders het hele Midden-Oosten “door de bril van het terrorisme” bekeek. Hij wist, ondanks verzet van linkse fracties (PvdA, GroenLinks en SP), een meerderheid te verwerven voor een motie, waarin toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Van Aartsen werd gevraagd een analyse te maken van het moslim-extremisme, inclusief “de mogelijke gevolgen voor Europa en Nederland”. Die analyse bleef daarop lang uit. Wilders voer binnen de VVD steevast een ‘rechtsere’ (meer conservatief-liberale) koers, wat wrijving veroorzaakte met partijgenoten. Zijn partijgenoot minister Van Aartsen moest onder meer het ongelden naar aanleiding van diens uiteindelijke notitie Islamitisch radicalisme: volgens Wilders een teleurstellend stuk. Hij stelde hierover honderd harde vragen, wat een ongebruikelijk hoog aantal was voor een stuk van vijfentwintig kantjes. Wilders: “Van Aartsen blijft in feiten steken en geeft weinig vise. Ik nodig hem uit het studeerkamergehalte van het stuk te overstijgen”. Hij vroeg de minister of hij de regeringen van Saoedie-Arabië, Syrië en Iran “ooit heeft durven aanspreken” op hun directe steun aan Hamas, de Islamitische Jihad en Hezbollah, volgens hem terroristische organisaties. Wilders vraag in april 2003, als de oorlog in Irak is begonnen, om een spoeddebat over islamitische organisaties en moslim-extremisme in Nederland. Hij bestookte, terwijl Bagdad werd gebombadeerd, de Nederlandse regering met vragen over andere “schurkenstaten”. Landen als Syrië, Iran en Saoedie-Arabië waren in zijn ogen nog bedreigender dan Irak. Hij stelde ook: “De radicale islam is ook voor Europa het grootste gevaar de komende tien jaar”. Een groot deel van het Westen, Nederland incluis, zou dat onderschatten. Hij noemde als voorbeeld de ontwikkeling van lange-afstandsraketten door Iran: “Die hebben een bereik van vijf- à zesduizend kilometer. Ze kunnen Volendam vernietigen”. Wilders rekende ook Saoedie-Arabië tot de “as van het kwaad”, wegens steun aan extremistische organisaties. Volgens Wilders zou de radicalisering van de bevolking in de “schurkenstaten” en elders toenemen door de oorlog in Irak: “Dat maakt de enorme migratiestromen van islamieten naar Europa des te zorgelijker”. Wilders werd al snel de “rechtsbuiten” van de Tweede Kamerfractie van de VVD genoemd, zelfs van het hele parlement. Hij vond dat de VVD een ruk naar rechts zou moeten maken. Hij werd samen met Ayaan Hirsi Ali een van de “enfants terribles” van de VDD genoemd. Hij grossierde in krasse uitspraken, over “die ellendige vakbonden”, over het “laffe standpunt” van het kabinet in de Irak-crisis (wel politieke, geen militaire steun) en over het “multiculturele drama”: “We hebben meer dan een miljoen moslims in ons land. Zo komt je eigen cultuur in het gedang. Om de integratie niet nog moeilijker te maken, moeten we zwaar op de rem bij het toelaten van vreemdelingen. We moeten niet bang zijn voor quotering, selectie op leeftijd en strengere inkomenseisen”. Bron van al het kwaad is de islam: “De islam is niet achterlijk, zoals Fortuyn zei, maar de politieke cultuur in Arabische en islamitische landen is wel achterlijk, middeleeuws zelfs, als het gaat om mensenrechten, vrouwen en homo’s”. In mei 2004 naar aanleiding van zijn uitgesproken stellingnames door een politiek commentator in NRC Handelsblad opgemerkt dat hij liever vijanden dan vrienden zou maken.