Lees eerst voorgaande chapters.

Het zou hilarisch zijn als mijn leven al niet genoeg overhoop lag. Een moordlustige psychopaat die verliefde gevoelens voor mij heeft. ‘Hoe kan dat nou’, vraag ik hem, ‘je hebt me zelf verteld dat je geen gevoelens voor iemand kan hebben, als je bent zoals wij zijn…als je een monster bent’. Ik zie de aarzeling in zijn ogen. Hij snapt het zelf ook niet, zegt hij me. Hij vertelt me dat hij zich sterk verbonden met me voelt, dat ie continue aan me denkt en dat hij me echt moest zien. ‘Misschien hoort dit ook bij de deal die we hebben gesloten’, zegt hij tot slot, ‘het zou wel logisch zijn, toch’? Ik denk heel even na. ‘Twee monsters die van elkaar houden zijn wel gevaarlijker dan één ja’, antwoord ik, ‘maar ik voel niet voor jou wat jij nu zegt voor mij te voelen’. Ik wil weglopen, maar hij grijpt me bij mijn pols. ‘Ga niet weg’. Ik denk terug aan het moment toen ik Bram precies hetzelfde vroeg. Ik herinner me de leegte die hij achter liet. ‘Jij voelde de aandrang ook om mij te zien. Jij ging ook naar me toe terwijl je wist dat het gevaarlijk kon zijn. Jij wilde mij ook zien’, raast hij aan één stuk door. Ik knik. ‘Ik wil dat de nachtmerries en alles er om heen stopt, Christian. Dat is waarom ik naar je toe kwam, niet omdat ik smoorverliefd op je ben’. Ik ruk mijn arm los. ‘Ik heb hier geen tijd en geen zin in’, vertel ik hem als ik wegloop. Hij haalt me snel in en druk me opnieuw tegen een muur. Ik voel zijn adem in mijn gezicht, zijn lippen bijna tegen die van mij. We staan recht tegenover elkaar zonder een woord te zeggen. Hij kijkt me diep in de ogen aan. Ik wil iets zeggen, maar een deel van mij wil dit moment niet verbreken. Het is de genegenheid die ik mis, nu Bram weg is. Dat is in ieder geval wat ik mezelf wijs maak. Dat moet de reden zijn waarom ik kriebels in mijn buik voel. Het kan niet anders. Met zijn vingers streelt hij mijn wang. Hij aait mijn haren achter mijn oren. Ik voel een tinteling door mijn lichaam. Nee, dit kan niet. Dit mag niet. ‘Laat me gaan’, zeg ik met trillende stem. Een stem die de prachtige stilte tussen ons in één klap met de grond gelijk maakt. Hij laat me los en zet een stap opzij, zodat ik weg kan lopen. Ik kijk hem nog eventjes aan, voordat ik een stap maak. Het kost me meer moeite dan ik zou willen om weg te lopen van Christian.

Als ik in de auto ben gestapt, heb ik een moment nodig om na te denken over wat er zojuist is gebeurd. Waar kwamen opeens die heftige gevoelens vandaan? Hoe kan het dat Christian zo’n uitwerking op me heeft? Heeft hij dan toch gelijk? Horen deze gevoelens bij de deal die we hebben afgesloten? Ik kan het niet bevatten. Het is ook beter dat ik het loslaat. Hoe meer ik er aan denk, hoe heftiger mijn gevoelens vast worden. Op de terugweg richting huis zet ik keihard de muziek aan en zing zo hard mogelijk mee. Muziek helpt me vast met het vergeten van dit incident. Het kost niet lang voordat ik Christian in zijn geheel vergeten ben, dat kan niet anders. De emoties maken me alleen maar vermoeider dan dat ik al was. Eenmaal thuis plof ik op de bank. Ik zet de tv aan en ik zap een beetje totdat ik zo moe ben dat ik bijna mijn ogen niet meer open kan houden. Het is nog erg vroeg, maar ik besluit toch naar bed te gaan. Als ik morgen vroeg wakker word, kan ik tenminste nog een stukje gaan hardlopen. Als ik net mijn tanden aan het poetsen ben, gaat de deurbel. Wie kan dat zijn? In mijn pyjama doe ik de deur open. Het is Bram. ‘Ik kom nog een aantal spullen ophalen’. Ik laat hem binnen. Ik zie dat er iemand in zijn auto zit. Een vrouw wel te verstaan. ‘Wie is dat’, vraag ik hem terwijl ik naar de auto wijs. ‘Oh, dat is Eva’, antwoordt hij nonchalant. ‘Eva? Wie is Eva’? Ik heb nooit eerder van een Eva gehoord. Hij heeft nooit eerder over haar gesproken. ‘Oh, gewoon een vriendin’. ‘Een vriendin’, herhaal ik hem vragend, ‘hoe komt het dat ik nooit eerder van haar heb gehoord’?