Lees eerst Chapter 1. Nachtmerrie.

In paniek begin ik om me heen te slaan. Opeens voel ik een keiharde klap tegen mijn hoofd. Meteen voel ik me duizelig. Ik voel bloed langs mijn gezicht stromen. Voordat ik me precies kan beseffen wat er is gebeurd, wordt het zwart voor mijn ogen…

Ik word vastgebonden in een stoel wakker. Het is nog steeds donker in de fabriekshal. Ik zie een gedaante recht tegenover me zitten. Het komt op me afgelopen. Ik voel een stroom van paniek en angst door mijn lichaam vloeien. ‘Beetje afgekoeld’, vraagt een mannenstem me. Er zit een prop in mijn mond en dit maakt het onmogelijk om terug te antwoorden. Ik probeer mijn ogen op hem te focussen, zodat ik kan zien wie of wat hij is. Hij steekt een kaarsje aan. Ik zie zijn gezicht. Het kaarslicht maakt hem eng. Zijn gezicht komt zo dichtbij dat ik zijn adem voel. Hij kijkt me met zijn felgroene ogen indringend aan. Ik kan mijn eigen ogen niet van zijn ogen afhouden. Hij haalt de prop uit mijn mond. Ik snak naar adem. De angst heeft me bevroren. Ik wil gillen, maar er komt geen geluid uit mijn mond. Hij lacht duister. ‘Zo Alice, je hebt me eindelijk gevonden’, zegt hij grijnsend. ‘Christian’? De man kijkt me zwijgend aan. Ik zie dat hij me nauwlettend bestudeerd. ‘Ik had niet verwacht dat je zo mooi zou zijn’, zei hij. Ik zie dat hij een litteken op zijn gezicht heeft. Het loopt van zijn rechteroog tot aan zijn oor. Het is een knappe man, zo eentje waar tienermeisjes spontaan verliefd op zouden worden. Hij heeft krullend donker haar en zijn felgroene ogen doen menig vrouw, naar mijn vermoedens, het hart overslaan. Naast heel knap ziet hij er duister en vals uit. Het is het type badguy waar je uit de buurt moet blijven. Het voelt niet goed om zo dichtbij hem te zijn. Ik voel me onveilig. Het is een moment doodstil. ‘Het gesprek verloopt op dit moment nog niet zo goed hè, Alice’, zegt hij terwijl hij aan het ijsberen is. ‘Wat wil je van me’, vraag ik hem. Hij begint keihard te lachen. ‘Jij komt hier binnen vallen en nu vraag JIJ wat ik van jou wil? De vraag is wat jij hier komt doen’?! Hij komt weer dichterbij. Ik zie dat hij een mes vast heeft. Hij zet dit mes op mijn keel. Ik hap met moeite naar adem. ‘De nachtmerries’, haper ik, ‘Ik wil dat het stopt’. ‘Ik heb je duidelijk gemaakt dat je niet naar me toe moet komen’, fluistert hij in mijn oor. Christian is na de dag, die alles veranderde, brieven naar mij gaan schrijven. Brieven waarin de meest duistere verhalen stonden beschreven. Aanvankelijk had ik het als een zieke grap beschouwd, totdat wat er in zijn brieven stond waarheid begon te worden. Het waren waarschuwingen voor het lot wat me te wachten stond. In de loop van de tijd ben ik een soort van verbondenheid met Christian gaan voelen. Hij heeft me nooit verteld waar hij verbleef, maar toch wist ik precies waar ik wezen moest. Hij heeft me in zijn brieven uitdrukkelijk beveeld niet naar hem op zoek te gaan.  ‘Het is gevaarlijk, Alice. Kom niet naar me toe. Dit kan je dood worden’, had hij me geschreven. Ik ben echter niet meer bang voor mijn eigen dood. Mijn diepste angst  is dat ik zelf verantwoordelijk zal zijn voor de dood van iemand waar ik van houd. ‘Ik ben bang dat ik zelf iemand zal vermoorden, dus mijn eigen dood kan me niets meer schelen’, zeg ik hem. ‘Jij denkt te veel aan anderen en te weinig aan jezelf. Nou, dat zal in ieder geval snel gaan veranderen. Je hebt een deal gemaakt met de duivel, schat. Wat had je anders  verwacht? Dat je geen prijs hiervoor zou moeten betalen’? Ik weet precies wat hij bedoelt. Het maakt me verdrietig. Ik heb dit inderdaad helemaal aan mezelf te denken. ‘Ik heb je hulp nodig, Christian. Jij bent de enige die door heeft gemaakt wat ik nu mee maak. Ik kan dit niet alleen stoppen’. ‘Er is niets of niemand die dit kan stoppen. Hoor je me?! Niemand’! Christian is niet langer meer rustig. Hij begint steeds harder te schreeuwen.