Gillend word ik wakker. Bram kijkt me aan met zijn oh-zo-bekende ongeruste blik. ‘Je hebt weer een nachtmerrie gehad, Alice’. Ik stap uit bed. Het is alsof mijn gezicht in brand staat. Ik heb het bloedheet. Ik loop naar de badkamer om mijn gezicht af te koelen met wat water. Een moment kijk ik in de spiegel. Mijn rode haren hangen wild langs mijn gezicht. Bram komt achter me staan en houdt me stevig vast. ‘Hij is dood, schatje. Je hoeft niet meer bang te zijn. Hij kan je geen pijn meer doen’. Met zijn prachtige bruine ogen probeert hij oogcontact te maken. Ik wend mijn blik af. Hij denkt dat ik nog steeds bang voor hem ben, maar in werkelijkheid ben ik bang voor het monster dat ik zelf ben geworden. Mijn dromen worden steeds gewelddadiger. Ik word steeds gewelddadiger. Ik spetter wat koud water in mijn gezicht. Bram bedoelt het goed, maar ik trek zijn toenadering op dit moment niet. Ik draai me om en ik kijk hem diep in zijn ogen aan. ‘Lieverd, ik moet even alleen zijn’. Brams gezichtsuitdrukking spreekt boekdelen. Hij begrijpt het niet. ‘Ik kan je nu toch niet alleen laten’? ‘Dit is juist het moment dat je me even alleen moet laten’, zucht ik. Ik maak me los uit zijn greep en loop zo snel mogelijk de badkamer uit. Ik voel zijn ogen in mijn rug prikken. Snel kleed ik me om en pak ik mijn telefoon. ‘Wat ga je doen’? Waarom stelt Bram altijd op het verkeerde moment de verkeerde vragen? Ik wil niet tegen hem liegen. Het lijkt wel of de leugens alleen maar op blijven stapelen. Zullen hij en ik ooit nog verder kunnen zoals we deden voor die noodlottige dag? Ik schud de nare gedachten van me af. Ik kan niet langer meer tegen hem liegen. Ik wil het niet meer. Ik kleed me stilzwijgend om. Bram probeert mijn hand vast te pakken. Ik sla zijn hand van me af. ‘Laat me verdomme een keer met rust, Bram! Ik word gek van je’, schreeuw ik met pijn in mijn stem. Ik haat het om hem verdriet te doen. Gefrustreerd loop ik de kamer uit, de trap af en uiteindelijk de voordeur uit. Als een speer loop ik naar mijn auto. Wat ben ik toch allemaal aan het doen? Langzaamaan begin ik mezelf steeds minder te begrijpen. Wat moet Bram wel niet van me denken? Hij verdient het niet dat ik zo tegen hem doe. Ik kan het hem ook niet uitleggen. Het laatste wat ik wil, is dat ik hem op wat voor manier dan ook in gevaar zal brengen. Terwijl ik op de automatische piloot naar de plaats van bestemming rijd, denk ik aan de nare droom. Iedere nacht droom ik exact hetzelfde. Iedere nacht word ik op exact hetzelfde moment gillend wakker, en altijd is Bram er om me op te vangen. Het breekt niet alleen mij op, maar ook Bram gaat er kapot aan om mij steeds zo te zien. Het is hem gelukkig nog niet opgevallen dat ik steeds om 2:22 uur gillend wakker word. Wat gebeurt er toch met me? In de droom komt steeds hetzelfde slachtoffer naar voren. Als een roofdier ren ik door de bossen. Ik verlies het slachtoffer nooit uit het oog. Doelgericht val ik de angstige man aan. Iedere nacht opnieuw. Ik stop de auto voor de leegstaande fabriek. Ik lijk wel gek dat ik hier zo diep in de nacht daadwerkelijk toegereden ben. Moet ik nu wel echt naar binnen wandelen en de confrontatie aangaan? Poeh, Alice… het is nu niet het moment om bang te zijn. Ik stap vol onzekerheden de auto uit en loop direct naar één van de ramen die al eerder door iemand opengebroken is. Ik klim door het raam naar binnen en stap de vervallen fabriekshal in. ‘Christian, ben je er’, schreeuw ik vragend. Ik krijg geen respons. ‘Ik weet dat je er bent, Christian’! Het kost mijn ogen moeite om aan het donker te wennen. In mijn droom kan ik misschien zo dapper zijn om iemand aan te vallen, maar op dit moment ben ik angstig. Dit was overduidelijk weer geen slim plan, maar slim zijn is de laatste tijd toch al niet een eigenschap die vaak naar voren komt bij mij. Mijn leven heeft sinds die bewuste dag een heel nare en aparte wending aangenomen. Dat ik dan toch uiteindelijk daadwerkelijk naar binnen ben geklommen is slechts een bevestiging dat mijn normale en veilige leventje van vroeger voor eeuwig voorbij is. Nog voordat ik me bewust kan worden van wat er aan de hand is heeft iemand me van achteren beslopen en me met zijn hand het zwijgen opgelegd.
anna1985nl
Mama van de allerliefste! Dochter van de mooiste! Socioloog in hart en nieren. Maatschappelijk werkster in de rest van mijn organen. Nu werkzaam als medewerkster Supply Office bij een bekend kledingmerk, en eventjes niet meer op zoek naar een droombaan. :-)
2 Pingback